Stage Medisch-Sociale Wetenschappen
Bijlagen

HOME

Abstract
Keuze van de competenties
Chronologisch overzicht
Planning stageopdracht
Uitvoering stageopdracht
Resultaten en discussie
Beleidsaanbevelingen
Conclusies
Bijlagen
Bibliografie

Bijlage 1: Omzendbrief van 25 augustus 2002

Algemene eetwareninspectie

Omzendbrief voor de algemene ziekenhuizen

Aan de ziekenhuisdirecteur, de hoofdgeneesheer,

 

HYGIENEMAATREGELEN VOOR EN TER BESCHIKKINGSTELLING VAN ZUIGELINGENVOEDING

 

Geachte mevrouw, Geachte heer,

Naar aanleiding van een recente omzendbrief dd. 10 juni 2002 van Mevrouw Magda Aelvoet, Minister van Volksgezondheid, met betrekking tot besmettingen van zuigelingenvoeding met Enterobacter Sakazakn, blijken de materniteiten een aantal vragen te hebben en wensen wij hierop een aantal concrete aanbevelingen te formuleren.

De recente voorvallen van besmettingen van neonaten (aterme en premature) met Enterobacter sakazakii hebben niet alleen in Belgie maar ook in een aantal andere Westerse landen geleid tot een grotere waakzaamheid met betrekking tot de fabricage en de bereiding van zuigelingenvoeding. De FDA (Food en Drug Administration) van de Verenigde Staten van Amerika heeft in dit verband begin april een omzendbrief naar het medisch korps gestuurd.

De besmetting met Enterobacter sakazakii, die in maart 2002 bij een aterme zuigeling tot neonatale meningitis met dodelijke afloop heeft geleid, en een identieke besmetting, die in 1998 aanleiding heeft gegeven tot een uitbraak (12 zuigelingen) van Necrotizing Enterocolitis met eveneens een dodelijke afloop van twee prematuren1, worden met gecontamineerde zuigelingenvoeding geassocieerd. Melkpoeders bestemd voor de bereiding van flesvoeding voor premature en voldragen zuigelingen zijn niet steriel. Melkpoeders hebben tijdens de fabricage weliswaar een warmtebehandeling ondergaan maar in tegenstelling tot vloeibare (melk)voeding zijn ze niet onderworpen aan een hoge temperatuurbehandeling die voldoende is om net product steriel te maken. Risico's op een besmetting door potentieel pathogene bacterien zijn dus niet uit te sluiten. Infecties door het nuttigen van bereidingen, die
gecontamineerd zijn met kiemen zoals Enterobactereaceae, Klebsiella en Citrobacter, werden reeds aangetoond.
Nosocomiale infecties met kiemen, die zich in kleine hoeveelheden in melkpoeder bevinden, schijnen niet uitsluitend veroorzaakt te worden door de aanwezigheid van deze kiemen in het melkpoeder maar ook door de gevolgde procedures tijdens de bereiding, de bewaring en de toediening van de melkbereidingen. Dit kan er toe leiden dat oorspronkelijk niet steriele producten met een klein inoculum zich ontwikkelen tot zwaar gecontamineerde voeding op het ogenblik van toediening.

De melkkeukens in kraamafdelingen, neonatale inrichtingen en pediatrische afdelingen dienen te voldoen aan de wettelijke normen vastgesteld in het koninklijk besluit van 7 februari 1997 inzake de algemene voedingsmiddelenhygiene2. De verantwoordelijken van deze afdelingen, melk- en dieetkeukens, worden geacht de principes toe te passen van eigen controle op de kritische punten bij de bereidingen ("Hazard Analysis Critical
Control Points" principes, artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 februari 1997 inzake de algemene voedingsmiddelenhygiene).

Uit een aantal recente onderzoeken blijkt dat de hygienenormen in de melkkeukens onvoldoende worden gerespecteerd. De volgende verplichtingen van het voornoemde koninklijk besluit van 7 februari 1997 moeten strikt worden nageleefd:

- de aanwezigheid en de toepassing van een gedocumenteerd HACCP
controlesysteem;

- het afsluiten van de melkkeukens, waarbij de toegang strikt tot de bevoegde
personen wordt beperkt. Het afsluiten van de keuken is de enige mogelijkheid om onbevoegden (ouders en bezoekers) uit de keuken te weren;

- het beheersen van de koude keten vanaf de bereiding tot het op temperatuur
brengen voor toediening. De koelinstallaties dienen voldoende krachtig en bedrijfszeker te zijn zodat de voorgeschreven temperaturen kunnen aangehouden worden.
Bij de beheersing van de koude keten dient rekening te worden gehouden met:
 

            * de duur van de bereiding en de omgevingstemperatuur;

 * de duur en de temperatuur van de koeling;

* de duur en de temperatuur van de verdeling;

     *  de beheersing van de koelinstallatie en van de thermometers.
Deze beheersing dient te kunnen worden aangetoond.

De hygieneraadgevingen, bewaarvoorschriften en gebruiksaanwijzingen, die op de verpakking van de zuigelingenvoeding vermeld zijn, dienen strikt te worden nageleefd! Zo vermeldden de fabrikanten op hun producten totnogtoe dat de zuigfles slechts mag klaargemaakt worden op het ogenblijk van de maaltijd; indien dit om uitzonderlijke redenen onmogelijk is, mag de zuigfles maximaal een halve tot een dag (afhankelijk van het merk) in de koelkast bewaard worden.

Naar aanleiding van deze recente incidenten hebben de fabrikanten bevestigd dat de uitzondering, om bereide zuigelingenvoeding voor beperkte tijd in de koelkast te bewaren, niet meer in de hygieneraadgevingen zullen worden opgenomen. Bijgevolg mogen voortaan alle zuigelingenvoedingen slechts worden klaargemaakt op het ogenblik van gebruik!

Indien het ziekenhuis deze hygieneraadgevingen van de fabrikanten niet opvolgt, zal moeten worden aangetoond dat de gebruikte bereidingsprocedure dezelfde veiligheidsgarantie biedt als bij direct gebruik. Bij een dergelijke bereidingsprocedure kan bij incidenten het ziekenhuis aansprakelijk worden gesteld.

Het meegeven van reeds bereide flesjes bij het ontslag is in tegenspraak met de aanbevelingen van de fabrikanten en druist in tegen alle basisprincipes van goede hygienepraktijken. Dergelijke praktijken dienen onmiddellijk te worden stopgezet. Op deze wijze geven de materniteiten trouwens het slechte voorbeeld.

Ook is het aan te bevelen om de flessen, spenen en het bereidingsmateriaal na gebruik en reiniging te steriliseren.

In het kader van de Verordening nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van  een  Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden3 bevelen wij aan om een systeem van traceerbaarheid van zuigelingenvoeding in te voeren tot op het niveau van de zuigeling. Registratie van het type voeding en het lotnummer voor eike zuigeling moeten voorhanden zijn.

Indien problemen met zuigelingenvoeding worden opgemerkt of indien een intoxicatie mogelijk geassocieerd wordt met de voeding, zijn de betrokkenen (pediaters, hoofdverpleegsters en kaderleden) gehouden om in eerste instantie contact op te nemen met de Overheid, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, Algemene Eetwareninspectie (02/210.48.33). Het trachten "opiossen" van deze problemen in onderling overleg met de voedingsfirma's getuigt niet van verantwoordelijkheidszin.

Wij verzoeken u om ook aan de jonge ouders het "meldpunt voor klachten en vragen van consumenten" bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen mede te delen (0800/13550).

In dit verband wensen wij u er nogmaals4 op te wijzen dat, volgens de Europese regelgeving (Richtlijn 91/321/EEG5) omgezet in Belgische recht6, het gratis ontvangen van zuigelingenvoeding en het gratis ter beschikking stellen van "monsters" aan de ouders wettelijk verboden is. Het gratis afleveren van zuigelingenvoeding aan de ziekenhuizen voor gebruik in het ziekenhuis en het gratis verdelen van "monsters" van volledige zuigelingenvoeding zijn enkel toegestaan mits deze bestemd zijn voor zuigelingen die enkel via kunstvoeding mogen worden gevoed. Enkel een beperkt aantal medische redenen kunnen het rechtvaardigen om aanbepaalde zuigelingen gratis kunstvoeding te geven. Dergelijke medische redenen zijn o.m.: ernstige ziekte van de moeder (psychose, eclampsie, shock, ...), moeders die een geneesmiddel innemen dat tegenaangewezen is bij borstvoeding (cytotoxische geneesmiddeien, radioactieve geneesmiddelen, ...), zuigelingen met aangeboren metabolische aandoeningen (galactosemie, phenylketonurie, ...), zuigelingen met een
erg laag geboortegewicht (<1500 gram), zuigelingen met een ernstige dysmaturiteit, .... De persoonlijke beslissing van de moeder om geen borstvoeding te geven, wordt uiteraard niet beschouwd als een medische reden "dat de zuigeling met kunstvoeding moet worden gevoed".

Studies7 hebben trouwens aangetoond dat het uitdelen van melkpoeder aan de moeders (tijdens hun verblijf in de materniteit) een negatieve invloed heeft op de duur van het geven van borstvoeding. Materniteiten, die het geven van borstvoeding echt willen steunen, moeten hun gewoonten onderzoeken, vooral wat het uitdelen van "gratis monsters" betreft. Bovendien kunnen dergelijke praktijken vragen oproepen over de onafhankelijkheid van de gezondheidsinstelling en kunnen zeifs aan de basis liggen van een belangenconflict. Aangezien het welslagen van borstvoeding samenhangt met de start, bevelen wij de materniteiten aan om de wereldwijd geldende criteria voor het "Babyvriendelijke Ziekenhuis Initiatief" in te voeren.

Wij zouden het op prijs stellen indien U bij de betrokken diensten (materniteit, pediatrie en ziekenhuishygiene) er zou willen op aandringen dat deze wettelijke normen nauwiettend zouden worden opgevolgd.

De inspecteurs van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen hebben instructies gekregen om een voidoende toezicht uit te oefenen op de melkkeukens en op de terhandstelling van zuigelingenproducten in de materniteiten.

Hoogachtend,

De Gedelegeerd Bestuurder,

Dr. Piet Vanthemse

Bijlage 2: Synthese K.B. 7 februari 1997 inzake de algemene voedingsmiddelen-hygiëne (B.S. 25 april 1997)

 

Art. 3.

De verantwoordelijke van een inrichting moet:

1.        ervoor zorgen dat alle fabricage, handel- of uitvoeroperaties van voedingsmiddelen in de inrichting op hygiënische wijze uitgevoerd worden;

2.       elk aspect van de werkzaamheden van de inrichting identificeren dat bepalend is voor de veiligheid en salubriteit van de voedingsmiddelen en ervoor zorgen dat op de hygiëne  gerichte veiligheidsprocedures worden vastgesteld, toegepast, nageleefd en herzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 4;

3.       ervoor zorgen dat de hygiëne-eisen van de bijlage, punt 1 van dit besluit in de inrichting nageleefd worden.

 

Art. 4.

De veiligheidsprocedures moeten:

1. chronologisch uitgewerkt worden overeenkomstig de volgende methodologie die gebaseerd is op bepaalde beginselen van het systeem van de analyse van risicos en van de kritische controlepunten voor de beheersing ervan:

a) het analyseren en identificeren van alle mogelijke gevaren die kunnen optreden in alle punten van de fabricage van of van de handel in voedingsmiddelen en die de veiligheid en salubriteit daarvan in gevaar kunnen brengen;

b) het bepalen van de punten van de fabricage of van de handel die kritisch zijn voor de veiligheid en de salubriteit van voedingsmiddelen.

Deze punten worden kritische punten genoemd. De kritische punten kunnen worden bepaald met behulp van een beslissingsboom, zoals deze die in de bijlage, punt II van dit besluit voorkomt;

c) het omschrijven en ten uitvoer leggen van doeltreffende controle en bewakingsmaatregelen op elk kritisch punt. Deze maatregelen moeten de corrigerende maatregelen omvatten, die moeten uitgevoerd worden, indien de bewaking van een kritisch punt aantoont dat de veiligheid en de salubriteit niet meer verzekerd zijn. Het personeel verantwoordelijk voor de toepassing van deze maatregelen moet worden aangeduid;

d) het geregeld, en telkens wanneer de fabricage of in de handel brengen van voedingsmiddelen worden gewijzigd, herzien van de hoger vermelde analyse en identificatie van de gevaren, van de bepaling van de kritische punten en van de controle- en bewakingsmaatregelen.

Dit is eigenlijk het HACCP-plan.

2. geschikt en voldoende zijn om de veiligheid en de salubriteit van de voedingsmiddelen te verzekeren;

3. specifiek aangepast zijn aan de processen en aan de in de inrichting gebruikte uitrusting, en aan de in de inrichting gefabriceerde of in de handel gebrachte voedingsmiddelen;

4. vermeld staan in een schriftelijke documentatie die een duidelijke beschrijving van de in punt 1 vermelde elementen moet bevatten. Een model van deze documentatie is opgenomen in de bijlage, punt III van dit besluit. De eventuele andere elementen, die in deze documentatie zouden kunnen voorkomen en die geen betrekking hebben op de veiligheid en de salubriteit van de voedingsmiddelen, moeten onmiddellijk voorgelegd worden op verzoek van de toezichthoudende ambtenaren;

5. deze documentatie, en elke andere informatie met betrekking tot de veiligheidsprocedures en de veiligheid en salubriteit van de voedingsmiddelen, moet onmiddellijk voorgelegd worden op verzoek van de toezichthoudende ambtenaren toegepast en nageleefd worden overeenkomstig de beschrijving die eraan gegeven is door de verantwoordelijken van de inrichting onder andere in de geschreven documentatie in het hogervermelde punt 4 .

 

Bijlage bij het besluit van 7 februari 1997

 

Voorwoord

 

Toepassingsgebied van de verschillende onderdelen van punt I van deze bijlage:

Het hoofdstuk 1 is van toepassing in alle inrichtingen, met uitzondering van deze die onder hoofdstuk 4 vallen.

Het hoofdstuk 2 is van toepassing in alle lokalen of gedeelten van lokalen waar voedingsmiddelen gefabriceerd worden, met uitzondering van de plaatsen die onder hoofdstuk 4 vallen.

Het hoofdstuk 3 is van toepassing in alle inrichtingen.

 

Definities:

In punt I van deze bijlage wordt verstaan onder:

-          waar nodig: waar nodig, met het oog op de veiligheid en de salubriteit van voedingsmiddelen;

-          gebruik van tabak: het roken van tabak, van producten op basis van tabak of van

-          soortgelijke producten, het kauwen of het snuiven van tabak;

-          drinkbaar water: water dat voldoet aan de kwaliteitscriteria van het drinkbaar water, dat via een waterleidingsnet wordt verdeeld en dat voor menselijke consumptie bestemd is.

 

I. Hygiëne-eisen in de inrichtingen van de voedingssector

 

HOOFDSTUK 1

.

Algemene hygiëne-eisen betreffende de infrastructuur van de lokalen

1. De indeling, het ontwerp, de constructie en de afmetingen van lokalen en de uitrusting van lokalen moeten zodanig zijn dat:

a) zij goed kunnen worden onderhouden, schoongemaakt en/of gedesinfecteerd op een passende wijze, daarbij inbegrepen de verborgen of moeilijk te bereiken plaatsen;

b) de ophoping van vuil, het contact met toxische materialen, het terechtkomen van deeltjes of van elk ander contaminant in voedingsmiddelen en de vorming van condens of ongewenste schimmel op oppervlakten worden voorkomen;

c) goede hygiënische praktijken mogelijk worden gemaakt en onder andere elke contaminatie van voedingsmiddelen tussen en tijdens processtappen door:    - andere voedingsmiddelen of grondstoffen,

- uitrusting,

- materialen,

- water,

- lucht,

- personeel,

- externe bronnen van verontreiniging zoals insecten, knaagdieren en ander ongedierte, worden voorkomen;

d) waar nodig, gecontroleerde voorwaarden van temperatuur en vochtigheidsgraad worden geboden, waarbij voedingmiddelen moeten worden bewaard, overeenkomstig de reglementering, of bij gebrek aan wettelijke bepalingen, om de veiligheid en de salubriteit van deze voedingsmiddelen gedurende alle processtappen te verzekeren.

2. Er moet een voldoende aantal goed geplaatste en gemarkeerde wasbakken voor het reinigen van de handen aanwezig zijn en gebruikt worden.

De wasbakken moeten:

- goed schoon gehouden worden;

- beschikken over stromend koud en warm drinkwater;

- beschikken over geschikte middelen voor het reinigen van de handen;

- beschikken over geschikte middelen voor het hygiënisch drogen van de handen. Een installatie voor het drogen van de handen door het blazen van lucht is verboden in lokalen waar voedingsmiddelen niet verpakt of niet beschermd zijn. Waar nodig, moet de uitrusting voor het reinigen van voedingsmiddelen gescheiden zijn van de wasbakken voor het reinigen van de handen.

 4. De lokalen, alsook de toiletten en andere sanitaire voorzieningen moeten verlucht worden. De mechanische dan wel natuurlijke ventilatievoorzieningen moeten aangepast en voldoende zijn, onder andere om de vorming van condens en slechte geuren te vermijden. De ventilatie mag geen bron van besmetting zijn voor de voedingsmiddelen. Er mogen geen geforceerde luchtstromen van besmette naar schone ruimten voorkomen. De ventilatiesystemen moeten zodanig zijn geconstrueerd dat filters en andere onderdelen makkelijk toegankelijk zijn. Deze filters en andere onderdelen moeten geregeld schoongemaakt of vervangen worden.

5. De lokalen moeten voldoende door daglicht en/of kunstlicht worden verlicht en de verlichting moet aangepast zijn aan de activiteiten.

6. Hygiënische afvoersystemen voor het gebruikte water, voor het water afkomstig van de sanitaire voorzieningen en voor al het andere afval moeten voorhanden zijn en gebruikt worden. Zij moeten geschikt en voldoende zijn voor het beoogde doel. Zij moeten zodanig onderworpen en geconstrueerd zijn dat elk risico van besmetting van de voedingsmiddelen en van terugvloei naar de lokalen wordt voorkomen en dat zij geen ongewenste geur veroorzaken.

 8. Waar nodig moeten de lokalen uitsluitend worden voorbehouden voor de fabricage of het in de handel brengen van voedingsmiddelen.

 

HOOFDSTUK 2

 

Specifieke hygiëne-eisen betreffende de infrastructuur van de fabricagelokalen:

1. a) Vloeren moeten goed onderhouden worden, in goede staat zijn en moeten gemakkelijk schoongemaakt kunnen worden en waar nodig gedesinfecteerd. Zij moeten vervaardigd zijn uit of bedekt zijn met hard, ondoordringbaar, niet absorberend, afwasbaar en niet-toxisch materiaal, behalve afwijkingsgevallen indien de verantwoordelijken van de inrichtingen ten genoegen van de bevoegde overheid kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen. Waar nodig moeten vloeren een goede afvoer van het gebruikte water van alle andere achterblijvende stoffen via het vloeroppervlak mogelijk maken.

b) Muren moeten goed onderhouden worden, in goede staat zijn en moeten gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt, en waar nodig gedesinfecteerd. Zij moeten vervaardigd zijn uit of bedekt zijn met hard ondoordringbaar, niet-absorberend, afwasbaar en niet-toxisch materiaal en met een glad oppervlak tot op een aan de werkzaamheden aangepaste hoogte, behalve afwijkingsgevallen indien de verantwoordelijken van de inrichting ten genoegen van de bevoegde overheid kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen.

c) Plafonds, valse plafonds en de opgehangen uitrusting, evenals de leidingen moeten zodanig onderworpen, geconstrueerd en onderhouden zijn dat zich geen vuil kan ophopen en dat condens, ongewenste schimmelvorming en het vrijkomen of loskomen van deeltjes en alle mogelijke contaminerende stoffen vermeden worden.

d) Ramen en andere openingen moeten zodanig geconstrueerd zijn dat zich geen vuil kan ophopen. Die welke naar de buitenomgeving kunnen geopend worden, moeten waar nodig voorzien zijn van beschermingshorren tegen insecten en ander ongedierte. Deze horren moeten gemakkelijk voor schoonmaak verwijderd kunnen worden. Indien het openen van ramen ertoe zou leiden dat voedingsmiddelen vanuit de buitenomgeving besmet kunnen worden, moeten deze tijdens de productie gesloten en vergrendeld blijven.

e) Deuren moeten gemakkelijk schoongemaakt en waar nodig gedesinfecteerd kunnen worden. Zij moeten vervaardigd zijn uit of bedekt zijn met glad en niet-absorberend materiaal, behalve afwijkingsgevallen indien de verantwoordelijken van de inrichtingen ten genoegen van de bevoegde overheid kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen.

f) Oppervlakten (met inbegrip van oppervlakten van apparatuur) die met voedingsmiddelen in aanraking komen, moeten goed onderhouden worden en gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en waar nodig gedesinfecteerd. Zij moeten vervaardigd zijn uit of bedekt zijn met glad, niet-absorberend, afwasbaar en niet-toxisch materiaal, behalve afwijkingsgevallen indien de verantwoordelijken van de inrichtingen ten genoegen van de bevoegde overheid kunnen aantonen dat andere gebruikte materialen voldoen.

 

 

HOOFDSTUK 3

 

Andere algemene hygiëne-eisen:

1. Algemene hygiëne-eisen in de lokalen en voor de voorzieningen

1.1. Lokalen voor voedingsmiddelen en de uitrusting hiervan moeten schoon en in goede staat van onderhoud zijn en mogen geen bron van contaminatie of bederf, van welke aard ook, uitmaken. Daarvoor dienen zij geregeld op passende wijze schoongemaakt en waar nodig gedesinfecteerd te worden.

1.2. Alle artikelen, uitrustingsstukken apparatuur en andere voorwerpen en oppervlakten, die met voedingsmiddelen in aanraking komen, moeten schoon en in goede staat gehouden worden en moeten:

a) zo zijn geconstrueerd, van zodanige materialen zijn vervaardigd en zodanig worden onderhouden dat zij geen bron van contaminatie of bederf van voedingsmiddelen uitmaken;

b) met uitzondering van wegwerprecipiënten en -verpakking, zodanig zijn geconstrueerd,van zodanige materialen zijn vervaardigd en zodanig worden onderhouden dat zij grondig en voldoende schoon kunnen worden gehouden en waar nodig gedesinfecteerd, rekening houdend met de beoogde doeleinden;

c) zodanig worden geïnstalleerd dat de omringende ruimte goed kan worden schoongemaakt;

d) geregeld en telkens wanneer zij de voedingsmiddelen dreigen te besmetten, op een passende wijze schoongemaakt, en waar nodig, gedesinfecteerd worden.

1.3. Geschikte methoden moeten opgesteld en gebruikt worden in de inrichtingen, en waar nodig in de omgeving hiervan, om de afwezigheid van insecten en ander ongedierte te verzekeren.

1.5. Het gebruik van tabak is in de lokalen verboden.

3. Algemene hygiëne-eisen betreffende de watervoorziening

3.1. Drinkwater moet in voldoende hoeveelheden voorhanden zijn en worden gebruikt. Dit drinkwater moet telkens wanneer nodig worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de voedingsmiddelen niet besmet worden.

3.2. Voor de fabricage van voedingsmiddelen moet waar nodig, uitsluitend drinkbaar water als ingrediënt gebruikt worden.

4. Algemene hygiëne-eisen betreffende het personeel en de opleiding van het personeel

4.1. In de lokalen moet elke persoon een zeer goede persoonlijke hygiëne betrachten en, waar nodig, passende schone, beschermende kleding, hoofddeksel en schoeisel dragen. Elke handelwijze, die contaminatie van voedingsmiddelen kan veroorzaken, moet vermeden worden.

4.2. Wanneer het risico bestaat dat voedingsmiddelen rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen worden gecontamineerd, verbieden de verantwoordelijke van de inrichting en/of de optredende ambtenaar toegang tot de lokalen aan elke persoon van wie bekend is of vermoed wordt dat hij lijdt aan of drager is van een ziekte die via voedingsmiddelen kan worden overgedragen, of die bijvoorbeeld geïnfecteerde wonden, huidinfecties, huidaandoeningen of diarree heeft. De toegang tot de lokalen kan opnieuw worden toegelaten indien de geïnfecteerde persoon aan de optredende ambtenaar kan bewijzen dat hij geen rechtstreekse of onrechtstreekse contaminatie van de voedingsmiddelen meer kan veroorzaken, bijvoorbeeld door middels van een geneeskundig attest.

4.3. De verantwoordelijken van de inrichtingen moeten ervoor zorgen dat elke persoon, die bij de fabricage en/of het in de handel brengen van voedingsmiddelen werkzaam is, aan toezicht wordt onderworpen, een op zijn werkzaamheid afgestemde opleiding inzake voedingshygiëne krijgt en geschikte instructies volgt om de bepalingen van dit besluit te kunnen toepassen.

5. Algemene hygiëne-eisen betreffende de grondstoffen en de voedingsmiddelen

5.2. De grondstoffen en de ingrediënten, die in de inrichting zijn opgeslagen, moeten onder geschikte omstandigheden bewaard worden zodanig dat zij tegen elke contaminatie of bederf beschermd zijn.

5.3. In elk stadium van de fabricage of het in de handel brengen moeten alle voedingsmiddelen worden beschermd tegen elke contaminatie of bederf waardoor zij ongeschikt voor menselijke consumptie of schadelijk voor de gezondheid zouden kunnen worden. Met name moeten de risicos van rechtstreekse of onrechtstreekse overbrenging van contaminanten in voedingsmiddelen worden vermeden.

5.4. De grondstoffen, ingrediënten en alle voedingsmiddelen, die een voedingsbodem kunnen zijn voor de groei van pathogene micro-organismen of voor de vorming van toxines, moeten bewaard worden bij temperaturen die in de reglementering opgelegd zijn of die, bij gebrek aan reglementering, geen risico voor de gezondheid opleveren. Zonder afbreuk te doen aan andere bepalingen in de reglementering en voor zover dit verenigbaar is met de veiligheid en salubriteit van de voedingsmiddelen, mag waar nodig voor korte periodes van de temperatuurvereiste worden afgeweken indien dat onvermijdelijk is om praktische redenen in verband met de hantering, bij de bereiding, het vervoer, de opslag, het uitstallen en het opdienen van de voedingsmiddelen.

5.5. Wanneer voedingsmiddelen koel moeten bewaard of opgediend worden, moeten zij onmiddellijk na de laatste warmtebehandeling of de laatste bereidingsfase, indien geen warmtebehandeling wordt toegepast, worden afgekoeld tot een temperatuur die in de reglementering opgelegd is of die, bij gebrek aan reglementering, de veiligheid en de salubriteit van de voedingsmiddelen kan verzekeren.

 

 

Bijlage 3: Samenvatting Richtlijn 91/321/EEG van de commissie van 14 mei 1991 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding

Publicatieblad Nr. L175 van 04/07/1991 blz.0035-0049

Artikel 8

 2 .    Reclame op verkooppunten, het uitdelen van monsters of andere reclame-acties om de rechtstreekse verkoop van volledige zuigelingenvoeding aan de consument in de detailhandel te bevorderen, zoals speciale uitstallingen, kortingbonnen, premies, speciale verkoopacties, lokartikelen en koppelverkoop zijn verboden .

3 .     Fabrikanten en groothandelaren van volledige zuigelingenvoeding mogen geen gratis of afgeprijsde produkten, monsters of andere reclamegeschenken, rechtstreeks of onrechtstreeks met inschakeling van het stelsel van de gezondheidszorg of van daarin werkzame personen, aan het publiek of aan zwangere vrouwen, moeders of hun gezinsleden aanbieden .

 4 .     De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat schenkingen of leveranties van zuigelingenvoeding tegen lage prijzen aan instellingen of organisaties hetzij voor gebruik in de instelling zelf, hetzij voor distributie daarbuiten, slechts ten behoeve van zuigelingen die met zuigelingenvoeding moeten worden gevoed, worden gebruikt of gedistribueerd en slechts zolang zij daaraan behoefte hebben .

Bijlage 4: HACCP-principes

 

HACCP staat voor Hazard Analysis and Critical Control Point. HACCP is een managementsysteem waarbij de voedselveiligheid centraal staat. Dit gebeurt aan de hand van een analyse en controle van biologische, chemische of fysische hazards. Een hazard betekent elk mogelijk gevaar of risico dat redelijkerwijs in het voedsel aanwezig zou kunnen zijn en een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid van de consument. HACCP is ontworpen voor elk segment van de voedselproductie en bestaat uit zeven principes.

 

Principe 1: Analyseer de hazards

Brainstorm om alle mogelijke hazards van het productieproces te ontdekken. Het is van belang om daarbij elke stap van de voedselproductie voor ogen te houden; dus niet alleen het klaarmaken van de voeding, maar ook de opberging, het transport, de distributie, het uiteindelijk gebruik van het product. Hierbij moet men kijken naar biologische hazards (bacteriën, virussen, ), fysische hazards (stukjes glas, metaal, hout, ) en chemische hazards (bestrijdingsmiddelen, ).

Nadien moet men de hazards evalueren op basis van de sterkte van elke mogelijke hazard en zijn waarschijnlijkheid van optreden. Met de sterkte bedoelen we de ernst van de gevolgen van blootstelling aan de hazard. Hierbij moet men zowel rekening houden met lange termijn als met korte termijn effecten. Bovendien moet men ook bekijken in hoeverre de finale gebruiker gevoelig is voor de gevolgen: een gezonde volwassene is bijvoorbeeld veel minder gevoelig voor bepaalde infecties dan een zieke prematuur. Beschouwingen van de waarschijnlijkheid van optreden zijn meestal gebaseerd op een combinatie van ervaring, epidemiologische gegevens en andere informatie uit literatuur.

Om de hazardanalyse te vervolledigen is het nodig om een lijst te maken van de hazards geassocieerd met elke stap van het productieproces met daarnaast de maatregels nodig om de hazards tot een minimum te herleiden.

 

 

Principe 2: Bepaal Critical Control Points

Na deze systematische analyse is er inzicht verkregen in alle reële gevaren, die gezondheidsrisico's voor de consument met zich mee kunnen brengen. Deze risico's moeten vervolgens worden geëlimineerd of op dusdanige wijze worden teruggebracht dat het geen reëel gevaar meer kan opleveren voor de consument. Die beheersing wordt verkregen door specifieke punten in het behandelingsproces te controleren en te bewaken.

Het gaat hier om die punten in het behandelingsproces die absoluut noodzakelijk zijn voor de beheersing van de risico's. Zo'n bewakingspunt wordt een Critical Control Point genoemd; een 'Kritisch Beheers Punt'. Aan de hand van de hazardanalyse kan man al bepaalde stappen in het voedingsproces identificeren als Critical Control Points.

 

Principe 3: Bepaal van de Critical Limits

Een Critical Limit is een minimum en maximum waarde waartoe een biologische, fysische of chemische parameter van een Critical Control Point moet worden gecontroleerd om een hazard te voorkomen, elimineren of reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Een Critical Limit wordt gebruikt om onderscheid te kunnen maken tussen veilig en onveilig voedsel. Een Critical Limit moet wetenschappelijk gebaseerd zijn. Een Critical Limit kan gebaseerd zijn op factoren zoals temperatuur, tijd, pH, vochtigheid, zoutconcentratie, .

 

Principe 4: Ontwerp monitorprocedures

Een monitorprocedure is een geplande reeks van observaties en/of metingen om na te gaan of de Critical Control Point onder controle is. Wanneer blijkt dat er een trend is naar verlies van controle over een mogelijke hazard, moet er worden ingegrepen. Ideaal zou zijn indien men continu zou kunnen monitoren. Wanneer dit echter niet mogelijk is moet men op frequente basis monitoren zodanig dat men zeker is dat het voedsel veilig is. De persoon verantwoordelijk voor het monitoren moet het onmiddellijk rapporteren indien een bepaalde Critical Limit wordt overschreden of indien een Critical Control Point niet wordt nageleefd. Alle rapporten en documenten geassocieerd met het monitoren van Critical Control Points moeten worden gedateerd en gesigneerd door de persoon die monitort.

 

Principe 5: Bepaal corrigerende acties

Specifieke corrigerende acties voor elk Critical Control Point moeten op voorhand worden ontworpen en ingesloten worden in het HACCP-plan. Iedereen moet weten wat er moet gebeuren wanneer een afwijking optreedt en wie verantwoordelijk is voor het implementeren van de actie.

 

Principe 6: Ontwikkel verificatie procedures

Verificatie wordt gedefinieerd als deze activiteiten, met uitzondering van monitoren, dat de geldigheid van een HACCP-plan bepalen en dat nagaan of het systeem verloopt volgens plan. Aangezien voldoende veiligheidsstappen ingebouwd zijn in het proces, vereist een efficiënt HACCP-plan weinig eindproduct-testen. Vandaar dat men zijn vertrouwen eerder moet stellen in frequente herzieningen van het HACCP-plan, verificatie van het HACCP-plan, herzieningen van Critical Control Point monitoring en rapporten van corrigerende acties.

 

Principe 7: Rapportage en documentatie

Over het algemeen moet een HACCP-systeem volgende documenten bevatten:

1.        Een samenvatting van de hazardanalyse, inclusief de controle maatregels

2.       - Het HACCP-plan

- Een lijst van het HACCP-team en de aangeduide verantwoordelijken

- Een beschrijving van het voedsel, de distributie, het bedoelde gebruik en de finale consument

- Een stroomdiagram

- Een samenvattende tabel dat informatie bevat over:

     Ä stappen in het proces dat CCPs zijn

Ä de hazards

Ä de Critical Limits

Ä de monitorprocedure

Ä de corrigerende acties

Ä een verificatieprocedure

 

CCP

Hazards

Critical Limits

Monitor

Corrigerende acties

Verificatie

 

 

 

 

 

 

 

3.       Ondersteunende documentatie

4.       Rapporten dat ontstaan zijn gedurende de operatie van het plan

 

 

BRON: Guidlines for application of HACCP principles

                        http://vm.cfsan.fda.gov/~comm/nacmcfp.html

Bijlage 5: Het klaarmaken van flesvoeding voor kinderen: Richtlijnen voor gezondheidsinstellingen volgens het American Dietic Association

             

Fysische faciliteiten

1. Een aparte ruimte dat:

a)        een fysische scheiding heeft van de patiëntenruimte

b)        afgescheiden is van de opslagruimte

c)         enkel wordt gebruikt voor het klaarmaken van flesvoeding

2. Een propere luchttoevoer

3. De oppervlakten van de vloeren, muren en plafond moet gemaakt zijn van ma-teriaal dat gemakkelijk kan worden onderhouden

4. Een aparte lavabo om de handen te wassen

 

Uitrusting, benodigdheden en toebehoren

1. De uitrusting moet in overeenstemming zijn met de gezondheidsregels en sanitaire codes

2. Het materiaal moet adequaat zijn om een aseptische techniek toe te laten

3. De temperatuur van de koelkast moet de klaargemaakte voeding binnen de vier uur kunnen koelen tot 2°C à 4°C

 

Personeel

1. Er moet iemand aangeduid worden die verantwoordelijk is voor de ruimte waar de flesvoeding wordt klaargemaakt: een diëtiste, een apotheker of een verpleegkundige

2. Er moet een geschreven trainingprogramma zijn

 

Het klaarmaken van de flesvoeding

1. Er moeten geschreven documenten zijn voor het veilig opbergen van de voeding

2. Er moet worden gezorgd dat er geen vriestemperaturen of overdreven hitte kan optreden in de voorraadkamer

3. Vervallen of beschadigde producten moeten worden verwijderd

4. Er moeten geschreven richtlijnen zijn voor het bestellen, het overseinen van de bestellingen naar de kamer waar de flesvoeding wordt klaargemaakt en het neerschrijven van de formules voor elke patiënt

     De bestelling moet het volgende bevatten:

            Ä de naam van de patiënt

Ä ID-nummer

Ä kamernummer

Ä naam van het product en additieven

Ä calorische waarde/volume/voedingsfrequentie

Ä naam van de bevoegde arts

Ä datum

5. Kant-en-klare flesvoeding moet worden gebruikt op neonatale intensieve zor-gen eenheden tenzij er geen alternatieven mogelijk zijn

6. De flesvoeding moet worden klaargemaakt op een aseptische manier

7. Er moeten geschreven richtlijnen zijn voor het klaarmaken van de flesvoeding. Deze richtlijnen moeten regelmatig worden herzien door een bevoegd comité

8. De kamer waar de flesvoeding wordt klaargemaakt mag voor geen andere activiteiten worden gebruikt

9. Geschreven formules moeten worden bijgehouden voor alle klaargemaakte flesvoeding. De formules moeten worden gecontroleerd op de juistheid

10. Er bestaat geen consensus over welk water dient gebruikt te worden

11.

12. Klaargemaakte flesvoeding mag niet worden ingevrozen

13. Er moeten geschreven documenten zijn over welke ingrediënten mogen toege-voegd worden aan de flesvoeding. Het wordt ook aanbevolen om geen medicatie toe te voegen op het moment dat de voeding wordt klaargemaakt

14. Er moeten geschreven richtlijnen zijn over terminaal opwarmen

15. Elke eenheid van klaargemaakte flesvoeding moet een label bevatten met daarop: - de naam van de patiënt

                        - het ID-nummer

                        - het kamernummer

                        - naam van het product en additieven

                        - calorische waarde/volume

                        - volume van de fles

                        - datum en tijd dat de voeding vervalt

                        - alleen voor enteraal gebruik

                        - koel tot gebruik

16. Een diëtiste, apotheker, verpleegkundige of andere aangeduide moet contro-leren of het label op de fles overeenstemt met de bestelling

17. De voedingen moeten worden verpakt per individuele patiënt voor een periode van maximum 24 uur. Klaargemaakte flesvoeding dat niet onmiddellijk wordt gekoeld moet binnen de 4 uur worden gebruikt, gekoelde flesvoeding mag maximum 24 uur worden bewaard

18. De hangtijd van sondevoeding mag niet langer zijn dan 4 uur

19. De koelkast moet de klaargemaakte voeding binnen de 4 uur kunnen koelen tot 2°C à 4°C. Hiervoor moet er een kwaliteitscontrole zijn

20. De koelkast mag niet gebruikt worden voor ander gekoelde zaken, zoals medicatie, labostalen

21. Er moeten geschreven richtlijnen zijn voor een veilig transport

22. Het verwarmingsproces mag niet langer duren dan 15 minuten

23. Alleen stromend warm water en warmers waarbij de fles geen contact maakt met stilstaand water mogen worden gebruikt voor het verwarmen van de fles

24. Micogolfovens mogen NOOIT worden gebruikt voor het verwarmen van de fles

25. Het label moet gecontroleerd worden voor het toedienen van de flesvoeding

26. Bij kinderen die borstvoeding krijgen moet de fles één uur na de start van de voeding worden verwijderd

27. Er moeten geschreven richtlijnen zijn voor het verwijderen van vervallen flesvoeding

28. Er moeten geschreven richtlijnen zijn tussen het departement verantwoor-delijk voor het klaarmaken van de flesvoeding en het verpleegkundig departement dat proper handelen en opberging voorschrijft

29. Er moeten geschreven richtlijnen zijn voor het rapporteren en follow-up van flesvoeding dat op één of andere manier niet voldoet (gecontamineerd, deficiënt, preparatiefout, )

30. Er moeten geschreven richtlijnen zijn voor het rapporteren en follow-up van kindervoeding dat werd teruggeroepen van de markt

31. De doos van de kindervoeding moet eerst worden geïnspecteerd voor gebruik. Het mag niet worden gebruikt indien het de vervaldatum heeft overschre-den, het beschadigd is, lekt of gezwollen is

32. De inhoud moet worden gecontroleerd na opening. Het product mag niet wor-den gebruikt indien het verouderd, gecontamineerd of op een ander manier abnormaal lijkt

33. Richtlijnen moeten worden ontwikkeld voor additieven en materiaal dat in contact komt met de voeding

 

Infectiecontrole

1. Er moeten geschreven richtlijnen zijn aangaande

a)      het wassen van de handen

b)      aseptische techniek

c)      het klaarmaken van de voeding

d)      terminaal verwarmen

e)      onderhoud van de kamer waar de flesvoeding wordt klaargemaakt

f)      opberging en vervaldatum en tijd

g)      reiniging van alle materiaal gebruikt voor het klaarmaken van de flesvoeding en de opberging

h)      kwaliteitscontrole

i)        de gezondheid van het personeel

j)       educatie en training

k)      bewaking, rapportage en follow-up van kunstvoeding-gerelateerde infecties

2. Het personeel moet worden betrokken bij het bewaken, onderzoeken, mana-gement en follow-up van kunstvoeding-gerelateerde infecties

3. Periodisch moet de manier van flesvoeding klaarmaken worden herbekeken

 

Kwaliteitscontrole

1. Er moet gebruik gemaakt worden van HACCP

2. Meetbare indicatoren voor monitoring moeten worden bepaald

3. De resultaten moeten worden bekeken door bevoegden

 

 

BRON:              Preparation of formula for infants: Guidelines for health-care

facilities

http:// www.eatright.org/formulaguide.html

Bijlage 6: Raadgevingen van het Federaal Agentschap voor VoedselVeiligheid, Algemene Eetwareninspectie i.v.m. zuigelingenvoeding

                                  

Op donderdag 21 november 2002 heb ik naar de FAVV, Algemene Eetwareninspectie gebeld voor meer informatie in verband met de hygiënemaatregelen voor de bereiding van zuigelingenvoeding op de materniteit.

 

Zij hechten voornamelijk belang aan volgende zaken:

  1. Het afsluiten van de melkkeukens, waarbij de toegang strikt tot de bevoegde personen beperkt blijft. Zij vrezen dat anders moeders het flesje terug in de koelkast zouden plaatsen en nadien hun kindje daarmee opnieuw zouden voeden.
  2. Bovendien vinden zij het beheersen van de koude keten ook een prioriteit. Ze raden een koelinstallatie aan die de klaargemaakte flesjes op een temperatuur van minder dan 5°C koelt. Bovendien moet men ook rekening met het aantal keer per dag dat de koelkast wordt opengedaan waardoor de temperatuur kan stijgen. In hoeverre wordt dan de aangewezen temperatuur behouden?
  3. Zij zijn ook de mening toegedaan dat de materniteiten meer borstvoeding moeten promoten. Onder invloed van de voedingsindustrie (Nestlé, Nutricia, ) hebben ziekenhuizen de neiging om niet echt voorrang te verlenen aan borstvoeding. Dit komt door het verlenen van gratis monsters, wat eigenlijk verboden is zowel door de Belgische wetgeving als door de EEG-wetgeving als door de WHO-codes. Bovendien geven verpleegkundigen toe dat kunstvoeding minder arbeidsintensief is dan borstvoeding. Het verlenen van gratis stalen aan moeders is eveneens illegaal, met uitzondering van de kinderen die uitsluitend met kunstvoeding mogen  gevoed worden, wat een heel beperkt aantal is. Vorig jaar zijn vier processen-verbaal opgesteld, waar telkens het ziekenhuis heeft voor mogen opdraaien. De firmas trekken zich immers terug en verklaren dat zij niet diegenen zijn die de moeders de gratis stalen verlenen.
  4. Maar het allerbelangrijkste is het opvolgen van de hygiëneraadgevingen, bewaarvoorschriften en gebruiksaanwijzingen die op de verpakking van de zuigelingenvoeding vermeld zijn!!! Verschillende melkkeukens maken de voedingen klaar voor 24 uur, terwijl de fabrikant van sommige voedingen aangeeft dat de voeding maar een halve dag in de koelkast mag worden bewaard (bv. NAN). Bovendien zullen de firmas binnenkort de etikettering wijzigen zodat de flesvoeding slechts mag worden klaargemaakt vlak voor de toediening van de voeding. Indien de instellingen de raadgevingen van de fabrikant niet opvolgen zullen zij aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen. Om dit te voorkomen kan men aan de firma vragen om schriftelijk akkoord te gaan met de bereidingswijze die in het ziekenhuis wordt gebruikt.
  5. Men moet ook de moeders attent maken op het feit dat zij de flessen, spenen en dergelijk grondig moeten reinigen na gebruik. Alle materiaal dient ook gesteriliseerd te worden voor gebruik.
  6. Zij geven de voorkeur aan kant-en-klare voeding, waardoor de kans op contaminatie door manipulatie drastisch verkleint.

 

Door de kunstvoeding pas klaar te maken op het moment dat de zuigeling moet drinken zou het in de melkkeuken tamelijk chaotisch kunnen verlopen. Om dit te vermijden stelde het FAVV voor om de moeders op de kamer de voeding te laten klaarmaken. Tenslotte moeten ze thuis de fles zelf ook op een hygiënische wijze kunnen bereiden. Daarvoor moeten zij in het begin eerst getraind worden en goed begeleid zodat zij dit terdege zelf kunnen uitvoeren.

 

 

Op donderdag 28 november 2002 had ik opnieuw een telefonisch onderhoud met het FAVV, Algemene Eetwareninspectie om bepaalde vragen te verduidelijken.

 

  1. Indien de persoon die instaat voor het klaarmaken van de zuigelingenvoeding wondjes heeft aan haar handen volstaat het om handschoenen te dragen, om zo contaminatie te voorkomen.
  2. Zowel kunstvoeding als moedermelk mag opgewarmd worden in de microgolfoven, op voorwaarde dat men de temperatuur onder controle heeft. Bij het opwarmen is het van belang om een temperatuur van 37°C te bereiken. Bij een hogere  temperatuur vermindert de nutritionele waarde van de voeding. Ook het verwarmen au bain-marie is toegelaten, mits de voeding tot maximaal 37°C opgewarmd wordt. De voeding reeds een half uur voor toediening in de flesverwarmer zetten lijkt hen wel nogal lang. Men moet immers rekening houden met de generatietijd. De generatietijd is die tijd die nodig is voor micro-organismen om zich te verdubbelen. Deze zou bij 37°C ongeveer 25 minuten bedragen. Bovendien is 37°C de ideale temperatuur voor kiemen om zich te ontwikkelen. Men moet bijgevolg nagaan hoelang het duurt vooraleer de fles een temperatuur van 37°C heeft en men mag de fles dan ook niet langer dan die periode inzetten.
  3. Betreffende de traceerbaarheid van zuigelingenvoeding tot op het niveau van de zuigeling is het van belang om te kunnen opsporen welke baby welke voeding (welk lotnummer) heeft gekregen. Dit is niet alleen belangrijk voor het FAVV, maar dient ook ter bescherming van het ziekenhuis. Enkel op die manier bestaat de mogelijkheid van de firma verantwoordelijk te stellen voor eventuele problemen (men heeft bewijs). Het is echter niet noodzakelijk om op elke fles het lotnummer van de doos te noteren, want deze wordt toch weggesmeten. Het kamernummer en de naam van de zuigeling is voldoende.
  4. Het FAVV kan een ziekenhuis niet verplichten het meldpunt voor klachten en vragen van consumenten mee te delen aan de ouders. Zij vinden dat echter wel belangrijk omdat ze op die manier bij eventuele problemen (bv. anders uitzicht van de voeding) snel kunnen reageren. Voor alle duidelijkheid dient dit telefoonnummer niet voor vragen omtrent bijvoorbeeld krampen van de baby.
  5. Het is zeker niet aan te raden om de moeders thuis nog voedingen per 24 uur te laten klaarmaken. Men vreest namelijk dat de grootste fouten i.v.m. kunstvoeding thuis gebeuren. Laat hen dus ook de voedingen pas klaarmaken net voor de toediening. Het is van groot belang om hen te wijzen op het feit dat ze de etikettering op de doos poeder moeten opvolgen!
  6. Omtrent afgekolfde moedermelk zijn er van hun kant uit nooit normen opgesteld, omdat dat geen producten zijn die in de handel te verkrijgen zijn. Men zou in feite dezelfde maatregelen in acht moeten nemen als deze voor kunstvoeding. Hierbij is het dus ook van belang om de temperatuur onder controle te houden o.a. zo snel mogelijk afkoelen. Men moet hierbij zelf dubbel voorzichtig zijn, omdat dit in tegenstelling tot poeder het geen warmtebehandeling heeft ondergaan.
  7. Ook indien men vreest dat de ouders koemelk gaan geven aan de baby wanneer ze thuis zijn, mag men geen stalen meegeven. Dit is een te gemakkelijk excuus van de fabrikanten om toch hun stalen mee te geven naar huis en men moet ergens de grens trekken. Bovendien zal dit probleem niet opgelost zijn door de ouders slechts één staal mee te geven, want éénmaal de doos leeg is zullen ze toch koemelk geven als ze dat willen. Aan moeders die moeten rondkomen met een leefloon mag men eventueel wel stalen meegeven, maar dat is slechts een heel beperkt groep. In België zijn er ongeveer 100000 mensen die een leefloon hebben, waarvan er nog een heel beperkt aantal moeder zijn. Men mag dit argument dus zeker niet algemeen gaan gebruiken! Bovendien is het de fabrikanten nooit verboden geweest om stalen aan de voedselbanken te doneren, maar dat doen ze niet omdat dat voor hen commercieel niet interessant is.
  8. Desinfectie van deuren, muren en kasten is niet noodzakelijk. Huishoudelijke reiniging is voldoende. Van groot belang is dat het materiaal dat rechtstreeks in contact komt met het poeder of het water steriel is. De rest moet gewoon proper zijn.

Het belangrijkste is het volgen van de etikettering op de doos en indien men er toch van afwijkt dient dit te gebeuren in consensus met de fabrikant.

Op 9 december heeft het FAVV omtrent deze materie een vergadering met de medische sector.

Bijlage 7: Leerdocumenten stroomdiagram

PROCESMANAGEMENT

1. stroomdiagram

Definitie

Grafische voorstelling van de (chrono)logische opeenvolging van processtappen.

Nut

0 Inzicht \'er\verven in bestaande processen

0 Analyse van bestaande processen

0 Onderzoek van problemen en mogelijkheden voor verbetering

0 Voorstelling van een nieuvv, verbeterd proces

Symbolen

0 Activiteiien of processtappen worden weergegeven door middel van het 'rechthoek'-symbool."

0 Beslissingen worden aangeduid met een ruit of een zeshoek.
0 Het wacht moment wordt voorgesteld door middel van een halve ellips of cirkel.
0 Een wolk-symboo! wordt gebruikt om delen van processen voor te stellen waarover
geen zekerheid ofgeen eenduidigheid bestaat.
0 De stroomrichting ofde (chrono)Iogische opeenvolging van de verschillende stappen in
een proces wordt aangegeven door middel van pijien.
0 Het stan- en eindsymbool is een vollediye ellips (ofcirkel) waaruit alleen een pijl
vertrek.

0 Een connector of verbindingssysmbool wordt weergegeven door een cirkel met daarin een letter van het alfabet. Dit symbool duidt aan dat niet het volledige diagram op de betreffende pagina of het betreffende paginadeel staat weergegeven. Een analoog
symbool op de vorige ofvolgende bladzijde of elders op dezelfde pagina geeft aanvullende delen van het stroomdiagram aan. Het symbool kan gebruikt worden om een stroomdiagram op te splitsen en aldus de ingewikkeldheid te beperken en de leesbaarheid te verhogen.

Bijlage 8: Documenten kant-en-klare voeding

 

Gamma en tarieven Nestlé

BABY- EN DIEETVOEDINGEN

BTW: 6%

PRODUITS

REF.

CONDITIONNEMENT

       GROOTHANDELSPRIJS

PRODUCTEN

NESTLE

VERPAKKING

Hors TVA - Zonder BTW

 

 

 

(par carton/per karton)

 

 

 

FB

EUROS

 

 

 

 

 

LAITS - MELKPRODUCTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GUIGOZ 1

010160

24 x 250 g

2.261,00

56,049

GUIGOZ 2

010120

24 x 250 g

2.177,00

53,966

NAN 1

010145

24 x 250 g

2.557,00

63,386

NAN 1 LIQUIDE/VLOEIBAAR

224100

12 x 500 ml

659,00

16,336

NAN 2 + BIFIDUS

010232

24 x 200 g

1.695,00

42,018

NAN H.A.1

010146

12 x 200 g

1.210,00

29,995

NAN H.A.2

010150

12 x 200 g

1.157,00

28,681

O

010130

12 x 200 g

1.210,00

29,995

NAN AR 2

010140

12 x 200 g

1.210,00

29,995

BEBA 1

010218

24 x 200 g

1.682,00

41,696

BEBA 2

010219

24 x 200 g

1.723,00

42,712

ALSOY 1

010226

24 x 200 g

2.059,00

51,041

ALSOY 2

010231

24 x 200 g

2.059,00

51,041

NAN SENSITIVE

23000

5 x 250 g

602,00

14,923

ALFARE

010227

24 x 200 g

3.338,00

82,747

PRE-NIDAL + LC-PUFA

224600

12 x 200 ml

774,00

19,187

F.M. 85

210700

6 x 200 g

1.493,00

37,011

BABIBRONS (ready-to-use) :

 

 

 

 

NAN 1

224300

32 x 90 ml

736,00

18,245

NAN H.A. 1

224200

32 x 90 ml

736,00

18,245

PRE-NAN

224800

32 x 90 ml

928,00

23,005

TETINES/SPENEN (BABIBRON)

221300

1 x 100

1.100,00

27,268

 

Gamma en tarieven Nutricia

Er zijn twee soorten kant-en-klare voedingen:

1.        nutriset 90 of 100 ml:

!   Nutrilon 1: 0,5702 (excl. BTW)

!   Nutrilon Pepti 1: 0,5702 (excl. BTW)

!   Neonatal: 0,7189 (excl. BTW)

!   Premilon: 0,7189 (excl. BTW)

!   Glucose-oplossing 5%: 0,5702 (excl. BTW)

!   Speen: 0,2479 (excl. BTW)

2.       500 ml tetra-verpakkingen:

!   Nutrilon 1: 1,068 (excl. BTW)

 

Gamma Milupa

!   Aptamil 1: 100 ml en 500 ml

!   Aptamil: HA 90 ml

!   Prematil: 60 ml

Bijlage 9: Documenten bereiding zuigelingenvoeding ASZ

ZH
ASZ

 

Melkkeuken

 

 

1/1

 

DoeL

  Het garanderen dat de nodige voedingen op tijd voorradig zijn.

  Het garanderen dat er een sluitende opvolging is van de verbruikte melkpoeders en him bereiding.

  Het garanderen van een duidelijke registratie van de toegediende voedingen.

Het garanderen dat de voedingen bereid zijn conform de HACCP norm.

Toepassingsgebied.

Alle toegediende voedingen voor zuigelingen.

Verwante documenten.

  Overzichtsboek " verbruikte poeder, bereiding, verantwoordelijke en eventueel nuttige aanvullende
informatie"

  In patientendossier.verwijzmg naar overzichtsboek.

Methode.

wat

 

wie

 

hoe

 

Controle omgeving.

 

Opgeleid
personeel.

 

Deuren dicht, venster voorzien van muggengaas.
Toegang alleen beperkt voor bevoegden, en liefst steeds
dezelfde personen.
Deur alleen te openen met een elektronisch systeem.

 

Controle temperatuur van
de koelkasten.

 

Opgeleid
personeel.

 

Mm. en max. automatische temperatuur melding met alarm
min 2° max. 7°.

 

Controle melkpoeder.

 

Opgeleid
personeel.

 

Lotnummer invullen, 1 blad per dag.
Zie bijiage.

 

Controle gebruikte water.

 

Opgeleid
personeel.

 

Gesloten flessen met de vermelding "geschikt voor

babyvoeding".

 

Controle gebruikte
voorwerpen.

 

Opgeleid
personeel.

 

Maatbeker, klopper,bestek: gesteriliseerd.
Wegwerpfles, speentje.

 

Selecteren van aan te
maken voeding,
Selecteren poeder.

 

Opgeleid
personeel.

 

Merk nakijken.
Vervaldatum nakijken.
Toestand van de verpakking.
Manier en temperatuur van bewaring.

 

Opslag van de gemaakte
voeding.

 

Opgeleid
personeel.

 

Steeds in koelkast. Temp. tussen 2° en 7°.
Bij alannmelding van de ijskast: overleg met de
verantwoordelijke over houdbaarheid van de bereiding.

 

Voorbereiding.

 

Opgeleid
personeel.

 

Handen wassen volgens hygienische voorschriften.
Schort, muts ,masker.
Handschoenen naar noodzaak.

 

Werkwijze.

 

Opgeleid
personeel.

 

Ontsmetten van werkoppervlak.
Steriel disposable veld.
Juiste aantal flesjes klaar zetten.
Datum noteren, naam, soort voeding.
Maatbeker vullen met water op kamertemperatuur + poeder
volgens voorschrift.
Kloppen en aanvullen met de vereiste hoeveelheid water.
Onmiddellijk in flessen gieten, afdekken en in de koelkast
bewaren.

 

 


wot

 

wie

 

hoe

 

Nazorg.

 

Opgeleid
personeel.

 

Verpakking van de melkpoeder zorgvuldig sluiten.
Flessen water die geopend zijn verwijderen.
Materiaal steriliseren na een degelijke reiniging.
Werkoppervlakken reinigen en ruimte reinigen.
Koelkast wekelijks reinigen.

 

Opvolgen van de
voorraad.

 

Opgeleid
personeel.

 

Opvolgen van de kwantiteit en houdbaarheid van de
aanwezige voorraad op de afdeling.

 

Aanleren van bereiden
van flesvoeding.

 

Opgeleid
personeel.

 

Individueel aan de moeder.

 

Registraties

registratie

 

wie

 

indexering

 

bewaartermijn

 

Lotnummer van eike bereide voeding

 

Opgeleid personeel.

 

Dagelijks in logboek

 

5 jaar.

 

noteren, kamer, datum.

 

 

 

 

 

 

 

Van eike bereide soort voeding 10 cc

 

Opgeleid personeel.

 

Dagelijks.

 

72 h.

 

bewaren in steriel recipient.

 

 

 

HACCP

 

 

 

Bacteriologische controles, en

 

Opgeleid personeel.

 

Ultslagen noteren en

 

5 jaar.

 

schimmelcontroles, ook van

 

 

 

bewaren.

 

 

 

werkoppervlakken.

 

 

 

 

 

 

 

Stock poedermelk controleren.

 

Opgeleid personeel.

 

Wekelijks.

 

 

Bacteriologische staler, voeding:

 

 

 

 

 

 

 

+/-10 gram poeder.

 

Opgeleid personeel

 

per lotnummer

 

5jaar(labo uitslag).

 

1 willekeurig melkstaal dat 24 uur

 

 

 

Maandag-

 

5 jaar(labo uitslag).

 

bewaard is.

 

 

 

voormiddag

 

 

 

Aanvraagformulier ziekenhuishygiene

 

 

 

 

 

 

 

Klinische gegevens:

 

 

 

 

 

 

 

Naam campus, poeder en lotnummer

 

 

 

 

 

 

 

Achterzij de aanvraagformulier:

 

 

 

 

 

 

 

vak ziekenhuishygiene:

 

 

 

 

 

 

 

Melkpoeder

 

 

 

 

 

 

 

Melk

 

 

 

 

 

 

 

 


Beoordeeld:

Datum.
Herzien op
18/09/2002

Prof.L.de Thibault de Boesinehe


Goedgekeurd op comite ZH. Van 16/10/2002


 

WERKING MELKKEUKEN

Bijiage 1:       Procedure te volgen op de verpleegafdeling.

Specifieke aanvraag voor bacteriologie.
Bijlage2:       Procedure voor bacteriologie.

Genomen maatregelen na omzendbrief:

   Elektronische deursluiting.

   Aangepaste kledij.

   Disposable flessen en spenen.

   Afschaffmg van meegeven van flesvoeding ofpoeder bij ontslag.

   Noteren van lotnummer en registratie.

   Systematische bacteriele controles.

   Invoering van de HACCP normering (bepalen kritische pmiten, voedingsstaal 72 uur bewaren....).

Controle op het volgen van de procedure:

Uitslag bacteriologische stalen worden gestuurd naar:

   Geneesheer ziekenhuishygienist.

   Verpleegkundige ziekenhuishygienist.

Bij twijfel wordt door de verpleegkundige ziekenhuishygienist contact genomen met de Geneesheer bioloog en

Geneesheer ziekenhuishygienist.

Bij vermoeden van contaminatie wordt de betreffende dienst bezocht en gemformeerd.

Bij een kolonisatie van poeder wordt een tweede staal onderzocht om contaminatie uit te sluiten voor het verwerkt

wordt.

Regelmatig gebeurt een inspectiebezoek door verpleegkundige ziekenhuishygienist, Geneesheer ziekenhuishygienist en

hoofdverpleegkundige.

Procedure Microbiologisch onderzoek me'kpoeders + kiaargemaakte melk :

Doe! :

Microbiologische controle uitvoeren op de poeders zeif bii eike verandering van lotnummer en op d(
klaargemaakte melk (bewaringsprocedure) met de bedoeling het:

Uitsluiten van aanwezigheid van pathologische kiemen enerzijds ;

Alle Enterobacteriaceae
Salmonella spp.
Pseudomonas aeruginosa
Stafylococcus aureus
Listeria monocytogenes
Bacillus cereus
Gisten en schimmels

Berekening van een kiemgetal (TKG) voor «toelaatbare » bacterien in een beperkt aantal (< 1000 CFU/mL)

anderzijds ;

Stafylococcus spp. (uitsluiting Staf. Aureus)
Streptococcus spp.
Andere Gram+ kokken

Werkwijze :

Poeders :


Wanneer ?:

Staai ?


Bij eike verandering van lotnummer (onafhankelijk van het soort poeder)
Min. 10g poeder in een steriel recipient (bv. urinepotje).


Klaargemaakte melk:

Wanneer? :

Staal ? :


Wekelijks (eike maandag)
Min. 20mL van de langst bewaarde melk in een steriel recipient (bv. urinepotje).


Interpretatie (labo):

Pathogenen :

« Toelaatbare kiemen » :


Aanwezigheid van bv. Salmonella spp. zonder kiemgetal (TKG)

< 1000 CFU/mL
TKG + soort kiem (bv. Staphylococcus spp.)

lndien< 1000 CFU/mL:

lndien> 1000 CFU/mL:


Laboprocedure:

Poeders :

Los 10g poeder op in 90mL steriel fysiologisch water en ent 250uL uit op volgende bodems :

1.             Bloedplaat

NaCo
Massief enten d.m.v. een steriele wisser.

2.            Tiptube met 10 mL opiossing + 1 thioglycolaat
Incubeer alles gedurende 48 uur aeroob op 37°.

Bij eventuele groei na 48 uur :

Tel het totaal aantal kolonies en vermenigvuldig x4; dit is het definitieve kimegetal (TKG) dat wordt geantwoord bij
de code "MELKTEL" indien > 1000 CFU/mL Identificeer de kiem(en):

Indien deze behoren tot de « pathogene oroep » :

Antwoord :    bv. Aanwezigheid van bv. Staf. Aureus zonder kiemgetal (TKG)! !
Indien deze behoren tot de «toelaatbare bacterien » :

Antwoord :    bv. 3500 CFU/mL Staphylococcus spp.
Indien geen groei na 48 uur :

Voorlopige confirmatie van de procedure : het automatisch antwoord is: "Vooriopig geen pathogenen afgezonderd".

Na aanrijking:

Voeg 10mL bereide opiossing + 1 thioglycolaatbouillon toe aan een steriele tiptube en laat deze 48 uur aeroob
incuberen op 37° C ; ent 250|-iL op een bloedplaat (verdunningsenting) en volg de procedure voor de pathogene
kiemen
zoals hierboven beschreven. Een berekening van de kiemgetallen is hier niet van toepassing. Na
aanrijking worden enkel de « pathogene » kiemen opgespoord.

Indien geen groei na aanrijking:

Automatisch antwoord: "< 1000 CFU/mL

Klaargemaakte melk:

Ent 250uL uit op voigende bodems:

1.             Bloedplaat

NaCo
Massiefenten d.m.v. een steriele wisser.

2.            Tiptube met 10 mL bereide melk + 1 thioglycolaat

Incubeer alles gedurende 48 uur aeroob op 37°.

volg alle procedurestappen zoals hierboven beschreven voorde poeders.

 

Copyright Sofie De Rouck